Geschiedenis van het museum
De geschiedenis van de collecties van het museum van Roubaix is rijk en complex en verklaart de diversiteit van de getoonde collecties en het belang van het fonds van Roubaix.
Van industriemuseum tot Nationaal Museum van Roubaix
De oorsprong van La Piscine – museum voor kunst en industrie, gaat terug naar 1835, de datum van de oprichting van het industriemuseum van Roubaix. Hier worden, in grote, met elkaar verbonden bouwwerken, bijzondere stalen van de textielproductie van de stad uit die tijd getoond. In 1861 kan het museum, dankzij een akkoord van de gemeente, zijn werkterrein uitbreiden tot de Schone Kunsten, die zo aan de rijke textielcollectie worden toegevoegd. Van 1882 tot 1889 worden de collecties van het museum van de stad overgebracht naar de Ecole Nationale Supérieure des Arts et Industries Textiles (ENSAIT) voor pedagogische doeleinden en om de opleiding van de toekomstige ingenieurs in de textielindustrie te verrijken. De collecties vallen onder het toezicht van de Franse overheid en het museum wordt dan ook het Nationale Museum van Roubaix. Vanaf 1902 worden de collecties aanzienlijk uitgebreid dankzij Victor Champier. Deze voormalige directeur van La Revue des Arts Décoratifs spant zich in voor de afschaffing van de grens tussen Schone en decoratieve kunsten en volgt Verlais op als hoofd van de school. Hij speelt dan een hoofdrol in de ontwikkeling van het museum: er wordt moderne kunst aangekocht (Lebourg, Martin, Désiré-Lucas), keramiek uit Sèvres, afkomstig uit de Wereldtentoonstellingen, wordt toegekend aan het museum, dankzij zijn goede contactuele eigenschappen en door zijn reputatie van kunstkenner worden er diverse donaties gedaan (Galland in 1892, Roche, Lemaire).
Parallel hieraan legateert Henri Selosse, textielhandelaar uit Roubaix, zijn collectie, waarvan de fondsen een belangrijk deel van de collecties van het huidige museum uitmaken. Deze bestaat uit schilderijen, tekeningen, beelden en kunstobjecten, van diverse belangrijke kunstenaars (Ingres, Fantin-Latour, Lépine, Gérôme, Weeks, Loir, Cogghe…).
Champier heeft de wens om met het museum een permanent contact te leggen tussen de kunstwerken en de technici uit de textielindustrie, om zo de verbintenis tussen kunst en industrie te promoten.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog moet het museum van Roubaix, net als alle andere nationale musea, zijn deuren sluiten. Aangezien de collecties vervolgens als verouderd beschouwd worden, zal het Nationale Museum van Roubaix na de Bevrijding nooit meer zijn deuren openen en wordt het door de Franse overheid gedeclasseerd, terwijl de collecties worden achtergelaten in de Ensait.
Een nieuw museum in Roubaix: het museum Weerts
In 1924 schenkt de plaatselijke schilder Jean-Joseph Weerts (1846-1927), beroemd om zijn mondaine portretten en openbare decors, de inhoud van zijn atelier, met als doel in zijn geboortestad een monografisch museum op te richten. Deze gemeentelijke instelling wordt gevestigd in het stadhuis. Van 1963 tot 1980 leidt Marcel Guillemyn dit museum. In de jaren 1970 breidt hij de bestemming van de plek uit door enkele overblijfselen van het grote museum uit 1889 toe te voegen, met name het legaat van Selosse, en documenten te vergaren met betrekking tot de plaatselijke geschiedenis, die als basis moeten dienen voor een museum voor volkskunst en -tradities, dat echter nooit het daglicht zal zien. Aan het begin van de jaren 1980 sluit het museum Weerts zijn deuren zonder dat iemand hier ook maar een nacht wakker van ligt. Didier Schulmann volgt echter Marcel Guillemyn op als hoofd van de collecties. Hij is de eerste professionele conservator van het Museum voor Kunst en Industrie van Roubaix.
De geleidelijke oprichting van het Museum voor Kunst en Industrie van Roubaix
Didier Schulmann stimuleert het project van een museum in Roubaix waarin de verschillende fondsen gebundeld zullen worden. Zonder gebouw waar de collecties getoond kunnen worden, is de enige mogelijkheid de programmering van evenementen. Tijdelijke exposities worden afgewisseld door plaatselijke onderwerpen en grotere ambities en dit gaat zo een tiental jaren door, zonder dat er aan een eventueel museum in Roubaix gedacht wordt, omdat men gebruik kan maken van de polyvalente zalen van het stadhuis.
In 1988 zal de presentatie van een kunstwerk dat het Louvre bezig is in bezit te krijgen, een keerpunt betekenen in de geschiedenis van het museum. Het vastgoedconcern SARI is een van de grote intekenaars die door het Louvre bijeengebracht zijn voor de aankoop van De Heilige Thomas van Georges de La Tour. Het concern, dat met grote vastgoedprojecten in Roubaix bezig is, vraagt of de noodlijdende stad een van de enkele etappes kan worden van de rondtocht van het schilderij, dat aan het nationale erfgoed zal worden toegevoegd. En in de verlaten galerijen van het nationale museum, dat al een halve eeuw gesloten is, organiseert Didier Schulmann met een daverend succes de vertoning van de Heilige Thomas, vergezeld van een prachtige presentatie van de emblematische schilderijen uit de collectie van Roubaix, een ware ontdekking voor de bezoekers. Roubaix begint dan weer aan een museum te denken en er lijkt eindelijk werk van gemaakt te worden. Het avontuur van La Piscine kan beginnen.
Er worden diverse locaties voorgesteld voor het nieuwe museum, maar er wordt geen overeenstemming bereikt. In 1990 valideert de gemeenteraad het door het nieuwe team conservators van het museum gelanceerde idee om het oude zwembad om te bouwen tot museum. In het stadhuis wordt een zaal ingericht als voorproefje van het te openen museum en waarin, afwisselend, de collecties van het toekomstige museum getoond worden.
Het in 1932 gebouwde zwembad aan de rue des Champs was sinds 1985 gesloten. Het project wordt in juli 1992 bevestigd en er wordt een overeenkomst getekend tussen de Franse overheid en Roubaix, waarin de collecties van het voormalige nationale museum worden overgedragen aan de stad Roubaix. Het museum zal aanzienlijke depots ontvangen van andere nationale musea, met name het Musée d’Orsay, het Musée National d’Art Moderne en het Fonds National d’Art Contemporain. La Piscine opent uiteindelijk zijn deuren in oktober 2001.
Al snel blijkt een uitbreiding noodzakelijk
Na zijn opening in oktober 2001 kent La Piscine een groot succes in de media en bij het publiek. Het museumerfgoed van Roubaix wordt verrijkt met depots, donaties en aankopen door de stad of dankzij de Vrienden van het museum en de Cercle des Entreprises Mécènes de La Piscine. Om deze grote verzamelingen met duizenden referenties te conserveren en te presenteren, is al snel een uitbreiding nodig. En na de in 2011 uitgeschreven wedstrijd is het opnieuw Jean-Paul Philippon die deze nieuwe pagina aan de bouwkundige geschiedenis van het museum mag toevoegen.
Na 18 maanden van werkzaamheden en een sluiting van zes maanden, nodig om de nieuwe presentaties te installeren, opent La Piscine opnieuw zijn deuren in oktober 2018. Met meer dan 2000 m2 extra ruimte, kunnen de nieuwe, aan de Geschiedenis van Roubaix, de beeldhouwkunst, de Groep van Roubaix, tijdelijke exposities en het jonge publiek gewijde zalen het parcours van de bezoekers verrijken en de door het museum aangeboden diensten verbeteren.